of groene Staar, een der ernstigste oogziekten, komt tamelijk veelvuldig voor (ongeveer 1 pCt. van alle oogaandoeningen). De ziekte berust op een verhooging van den druk in het oog; deze kan het gevolg zijn van een bestaande oogaandoening, b.v. uitpuiling van het hoornvlies, een hoornvliesfistel, die zich sluit, iridocyclitis, seclusio pupillae, verplaatsing of zwelling van de lens, gezwellen in het oog, circulatiestoornissen, ontsteking van het adervlies, enz. of zonder aantoonbare oorzaak optreden.
In het 1ste geval spreekt men van secundair, in het 2de van primair G. Treedt de drukverhooging plotseling op, dan gaat zij vergezeld van ontstekingachtige verschijnselen, en spreekt men van G. inflammatorium of ontstekingachtig G.; gaat het langzaam, dan noemt men het G. simplex of eenvoudig G.Het ontstekingachtig G. openbaart zich in den regel het eerst, doordat de lijder tijden heeft, dat hij alles door een nevel ziet; hij neemt b.v. lamplicht in de kamer waar, omgeven door een kleurenring; bij deze aanvallen, die meestal eenige uren duren, en met steeds korter tusschenpoozen optreden, bestaat meestal ook een gevoel van drukking in het oog of doffe voorhoofdspijn. In de aanvalsvrije tusschenruimten vindt men een gestadig toenemende verziendheid.
Nadat dit stadium eenigen tijd geduurd heeft, treedt plotseling een hevige aanval op van pijn, die van uit het oog in voorhoofd en bovenkaak (dus langs de 2 eerste takken van de drielingszenuw) uitstraalt en waarbij het gezichtsvermogen zoo sterk daalt, dat slechts grootere voorwerpen dicht bij het oog herkend worden. De oogappel ziet er ontstoken uit, de pupil is wijd en heeft een groenachtigen glans. Na eenige dagen of weken treedt verbetering, zelfs schijnbare genezing in; alleen, het gezicht wordt niet meer zoo goed, als het vóór den aanval was. Na korter of langer tijd volgt een tweede, meestal minder hevige aanval, waarna het gezichtsvermogen nog sterker vermindert. Ten slotte treedt volkomen blindheid van het oog op, waarbij dit steenhard aanvoelt en de wijde pupil een groenen glans heeft. Vaak zijn beide oogen aangedaan, meestal het eene eenigen tijd na het andere. De aandoening komt in den regel voor op hoogeren leeftijd (50e—70e jaar); vrouwen, Joden en lijders aan arteriosclerose en chronische stoelverstopping worden bij voorkeur getroffen; bijzienden zijn bijna immuun.
Bij het eenvoudig G., dat ook op jeugdiger leeftijd en bij bijzienden voorkomt, ontbreken de aanvallen en de pijn, en bestaat dus alleen een voortschrijdende afname van het gezichtsvermogen.
Bij de eerste op G. wijzende verschijnselen, b.v. van de oogen uitstralende pijnen, moet onmiddellijk een oogarts worden geraadpleegd. De door dezen ingestelde behandeling bestaat in het indruppelen van pupilvernauwende middelen (eserine, pilocarpine), terwijl een betrekkelijk eenvoudige operatie, de iridectomie. in vele gevallen, mits tijdig uitgevoerd, voortschrijden van het ziekelijk proces voorkomt. Roept men te laat deskundige hulp in, dan heeft men het zich zelf te wijten als later blindheid ontstaat.