Glauber’s wonderzout, zwavelzure natrium, natriumsulfaat, Na2S04, gekristalliseerd Na2S04 + 10 H2O, werd 't eerst door Glauber beschreven onder den naam Sal mirabile Glauberi. Het komt voor als groote, kleurlooze en doorzichtige kristallen, noch zuur, noch alkalisch reageerend. De smaak is bitter en zoutachtig.
In droge lucht verliezen de kristallen hun water en verweeren tot een wit meelachtig poeder. G. is in water gemakkelijk oplosbaar. Eén deel behoeft 8 dl. water van 0° en minder dan ½ dl. kokend water ter oplossing. Men vindt G. in de zoutputten en in vele minerale bronnen, b.v. Karlsbad, opgelost. Men haalt het in groote hoeveelheid uit de zoutputten, door de moederloog, die bij de zoutbereiding terug blijft, aan bevriezing bloot te stellen, waardoor het G. in kristallen uitschiet.
Het wordt bovendien als nevenproduct verkregen bij vele scheikundige bereidingen in chemische fabrieken. In de geneeskunde wordt het als een afdrijvend middel gebruikt; 1—2 eetlepels (15—30 gr.) in één of twee glazen warm water opgelost (voor verbetering van den smaak kan men wat citroenzuur toevoegen) bewerken in den regel na 1—3 uur waterige ontlasting, meestal zonder sterke koliekpijnen, persingen of belangrijke stoornis van den eetlust. Het middel mag niet aangewend worden bij ontstekingstoestanden van den darm; ook deugt het niet voor langdurig gebruik, daar dan spijsverteringsstoornissen optreden, en een hardnekkige verstopping, zoodra men het middel niet meer inneemt. Deze bezwaren doen zich niet voor wanneer men het G. inneemt, gemengd met wat keukenzout of dubbelkoolzure soda, zooals men dit o.a. vindt in het Karlsbader water (Karlsbaderzout), in de bitterwateren van Ofen, Püllna, Saidschitz en Seidlitz in Bohemen, en de koude bronnen van Franzensbad, Mariënbad, Elster, Tarasch, enz.