een plaatselijke verwijding van een slagader; hierbij is dus de wand van de slagader gerekt, doch niet gescheurd. Is dit laatste het geval dan spreekt men van een valsch A.
Verder onderscheidt men in- en uitwendige aneurysmata; onder de inwendige komt het meest voor het A. der aorta of groote slagader, in den regel gezeteld aan het stijgend gedeelte van den boog, dien dit bloedvat even na zijn uittreding uit de linkerkamer van het hart vormt. De verschijnselen van dit A. kunnen grootendeels slechts door nauwkeurig onderzoek van borst en pols worden vastgesteld; het doorlichten met Röntgenstralen is ook in dit opzichteen belangrijk hulpmiddel voor de diagnostiek gebleken; de lijder zelf klaagt in den regel niet of weinig over benauwdheid, spoedig optredende kortademigheid, hartkloppingen enz. In sommige gevallen echter geeft dit A. belangrijke verschijnselen door druk op omliggende organen (slokdarm, terugloopende zenuw). Voor de daarvoor toegankelijke A. heeft men verschillende behandelingsmethoden uitgedacht: afbinden van de slagader onder of boven den zak, het insteken van naalden, waardoor men een electrischen stroom laat gaan (electropunctuur), stolling opwekkende inspuitingen, druk op den zak, enz.
Onder A. cirsoïdes verstaat men een verwijding en verlenging van eenige slagaderen, die daardoor als wormen gekronkeld tezamen een gezwel vormen. Bij het A. dissecans stort het bloed zich uit tusschen de rokken van den slagaderwand. Bersting van een A. kan den dood ten gevolge hebben door verbloeding of beleediging van edele deelen (b.v. in de hersenen : beroerte) ; men noemt dit slagaderbreuk.