Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Intérêt

betekenis & definitie

belang; eigenbelang; belangstelling; deelneming; aandeel; voordeel, wenselijkheid; interest, rente; intérêt composé, samengestelde interest; intérêts courus (échus), gekweekte (verschenen) rente; avoir intérêt à..., er belang bij hebben dat...; avoir des intérêts dans une affaire, bij een zaak geïnteresseerd zijn; entendre ses intérêts, op zijn voordeel bedacht zijn; porter intérêt, interest opbrengen; porter intérêt à qn., in iemand belang stellen; prendre intérêt à, belang stellen in; prêter de l’intérêt à, belangstelling koesteren voor; servir les intérêts de, de belangen dienen van; à intérêt, op interest; contre ses intérêts, tegen zijn eigen belang; dans l’intérêt de..., in ’t belang van; il y va de votre intérêt, uw wel en wee staat hierbij op het spel; par intérêt, uit eigenbelang; uit belangstelling.

< >