Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Entendre

betekenis & definitie

I. menen, bedoelen, verlangen, verkiezen, willen; horen, aanhoren, verhoren, afnemen [biecht], luisteren naar; begrijpen, verstaan, snappen; verstand hebben van, kennen; entendre clair, fijn van gehoor zijn; entendre dur, hardhorig zijn; donner à (faire, laisser) te verstaan (te kennen) geven, laten doorschemeren; se faire entendre, zich laten horen; zich verstaanbaar (begrijpelijk) maken; à l’entendre, als men hem hoort; naar zijn zeggen; n' entendre que zich alleen laten leiden door; vous m’entendez bien, zo bedoel ik bet; begrepen?; il n’y entend rien, hij heeft er geen verstand van; hij begrijpt (snapt) er niets van; que faut-il entendre par...?, wat moet men verstaan onder...?; qu’entendez-vous par là?, wat bedoelt ge daarmee?;

II. entendre à, oren hebben naar;

III. s’entendre, elk. horen; elk. verstaan; elk. begrijpen, 't samen eens zijn; je m'entends, ik weet wat ik zeg; (cela) s'entend, dat spreekt vanzelf, dat is nogal glad; wel te verstaan; les prix s'entendent..., de prijzen zijn berekend...; s’entendre avec qn., ’t met iem. eens zijn; met iem. kunnen opschieten; met iem. in verstandhouding staan; s’entendre à (en), verstand (kennis) hebben van.

< >