I. slag, vaardigheid, handigheid; losheid, zwier; sierlijkheid, goede smaak, voornaamheid; ce chapeau a du chic, dat is een keurige hoed;
II. keurig, fijn, elegant, chic, gedistingeerd; prachtig; un chic type, een fijne vent, patente kerel; c’est chic de ta part, dat is aardig (mooi, lief) van je.