Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Chez

betekenis & definitie

bij (ten huize van, in het dorp van, in het land van, in de werken van); chez ..., per adres...; chez moi, bij mij thuis; naar huis; chez nous, thuis; bij ons; naar huis; avoir un chez soi, een thuis hebben; je viens de chez lui, ik kom bij hem vandaan; aller chez son voisin, naar zijn buurman gaan; j’enverrai chez lui, ik zal hem een boodschap sturen.

< >