Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

luimkit

betekenis & definitie

slaapstee, nachtverblijf, (volks)logement

In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht. Gevormd uit luim (‘slaap’) plus kit (‘huis’). Ook aangetroffen als luimkeet en luimkiet.

De omstandigheden in sommige volkslogementen waren buitengewoon slecht, zo schreef de Amsterdamse commissaris C. Batelt in 1911 in Duister Amsterdam (pp. 36-37):

Op banken sliepen ruwe kerels, zwervers, in staat om voor een kwartje een misdaad te doen. In den achterkelder, het verblijf der eigenaresse, trof men vaak een bizonder soort meiden aan, zoogenaamde straatroofsters. In dien kelder en in andere kelders op den Zeedijk zag men het echte uitvaagsel der menschheid. Menigmaal heb ik mannen, die een studie maakten van de misdaad, in die kelders gebracht en steeds waren zij ontzet van wat ze zagen. Zoo was op den Zeedijk een kroeg, waar men binnenzijnd niet vermoedde dat achter de toonbank een luik was, door welke opening men langs een ladder in een lagen kelder kwam, waar het ondragelijk stonk. Daar sliepen in een soort van kisten mannen en jongens van de slechtste soort. In het midden van den kelder stond een klein kacheltje, gloeiend rood. Daar omheen hing aan een gespannen touw het goed te droogen van de heeren, die meest naakt lagen, nadat het door een der jongens in een emmer met water was gewasschen. Het logies en bewassching kostten den civielen prijs van één stuiver. De logementen in den Duvelshoek en de kelders op de Nieuwmarkt en den Zeedijk waren voor de Recherche steeds de aangewezen plaats om hun slag te slaan.

• Maar sedert de Zot opgegaan is, is die zaak ook verloopen. En nu zit ze in zoo’n soortement luimkeet, zooals ze die slaapsteden noemen. ¶ M.J. Brusse, Het rosse leven en sterven van de Zandstraat (1917), p. 74
• Zachtjesaan richtte ik weer mijn schreden naar de luimkiet. ¶ H. van Aalst, Onder martieners en bietsers (1947), p. 21
• Zo’n schuilkelder was voor een boel mensen dus een mooie uitkomst. Oók voor Blonde Arde, zoals ze me toen noemden, als hij geen poen voor de luimkit had. ¶ Haring Arie, Tweede boek (1969), p. 7

< >