ogen
In 1922 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Ook aangetroffen als luikjes. Een min of meer vaste verbinding was iemand blauwe luikies slaan. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Van Bolhuis geeft als voorbeeldzin: ‘Hij gaf hem een bof op zijn luikies.’
• Laat je luikies nie dichtslaan door het klauwtje van een wilde Woutertje. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 69
• Tót een verlekkerde krabbedaaier haar een paar blauwe luikjes sloeg uit kreunende jaloerschigheid. ¶ Is. Querido, Mooie Karel (1925), p. 206. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• ‘Toe gaf-t-ie die uitsuiger, die Golfers, een ops… pedon... een petatter, meheir de affecaot [advocaat].... hierroa, precies hierroa, tussche se luikies.’ ¶ Nono, Amsterdammers (1929), p. 44