vechtersbaas, ruziemaker
In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Van het werkwoord krabbedaaien (‘twisten’), dat omstreeks 1860 voor het eerst is aangetroffen, in een Bargoense woordenlijst.
• Had de vermaande een borrel op en zocht hij ruzie of begon hij te vechten in huis, dan zei de tapster eenvoudig: ‘Och jonges, licht jelui een van alle die krabbedaaier ereis eve bij? ¶ Justus van Maurik, Amsterdam bij dag en nacht (1897), p. 67. De schrijver verklaart de betekenis tussen haakjes.
• ‘Stilte nou! zeg ik... hou je mond, en juillie daarachter ook! Alle drie! Jelui bent allemaal krabbedaaiers.’ ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 175. De schrijver verklaart de betekenis tussen haakjes.