slag, stoot, klap; schop
In 1929 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis.
• ‘Toe gaf-t-ie die uitsuiger, die Golfers, een ops… pedon... een petatter, meheir de affecaot [advocaat]... hierroa, precies hierroa, tussche se luikies.’ ¶ Nono, Amsterdammers (1929), p. 44
• Zou ’m zoo wel een hap in z’n Judastronie willen geven. Wacht, een petatter met ’r schoen, dat-ie een hersenverweking krijgt. ¶ G.P. Smis, De smederij bij den Westertoren (1942), p. 246