Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Agaat

betekenis & definitie

(±1266, uit het Frans) zeer hard kiezel- of kwartsgesteente

In het voorjaar van 1787 maakte een Duitse koopman die zich Johann Philipp Möller noemde, een rondreis over Sicilië. Hij was buitengewoon nieuwsgierig en hield aantekening van alles wat hij zag. Op 28 april proefde hij letterlijk de vruchtbare grond waaruit het graan zo rijkelijk opschoot - 'er zal weinig zand in zitten, hij knerst amper tussen de tanden' - waarna hij een korte beschouwing over de geologische oorsprong van deze bodem nogal abrupt afsloot met de opmerking: 'Een vermoeden omtrent de rivier de Achates zal morgen worden bevestigd.' En de volgende dag? Geen woord. Maar hoewel Goethe - want dat was de ware naam van deze koopman - zijn Italienische Reise pas dertig jaar later te boek heeft gesteld en meteen daarop het oorspronkelijke reisdagboek heeft verbrand, valt toch wel te achterhalen welk vermoeden hij wilde bevestigen. Achates is namelijk de klassieke naam van het riviertje dat tegenwoordig gewoonlijk Dirillo (maar ook wel Acate) wordt genoemd en dat niet ver van het plaatsje Gela in het zuiden van Sicilië in de Middellandse Zee uitmondt. Wat ligt meer voor de hand dan dat Goethe, die de hele klassieke literatuur als reisgids voor Italië gebruikte, op 29 april 1787 de bevestiging heeft gezocht en gevonden van een mededeling van Plinius?

Deze had namelijk in 77 n.Chr. geschreven dat bij de Achates in Sicilië voor het eerst de stenen waren gevonden die in het Middelnederlands achates of achaet heetten, maar die we inmiddels kennen als agaat. In een ander hoofdstuk beschrijft Plinius trouwens nog een steen die naar een rivier is genoemd: het zwarte, gladde git, die bij Gagas (of Gagai) in Lycië werd gedolven. Het vreemde is dat die laatste verklaring in vrijwel alle etymologische woordenboeken zonder tegenwerping is overgenomen; maar dat de agaat zo heet naar de Siciliaanse rivier Achates, dáár mogen taalkundigen graag een kanttekening bij plaatsen. Zo zou het logischer zijn als het woord agaat van Oosterse oorsprong was, want daar komen veel namen van edelstenen vandaan, luidt één bedenking. Ook is geprobeerd de steennaam af te leiden van het Semitisch, maar een echt bevredigend alternatief voor Plinius' verklaring is nog niet gevonden.

Overigens schreef Plinius dat agaten dan wel op Sicilië waren ontdekt, maar dat ze nadien nog op talloze andere plaatsen waren gevonden. 'Voorheen stond de steen in hoog aanzien', schrijft hij, 'maar nu helemaal niet meer.'

Wat niet wegneemt dat de agaat volgens hem over bijzondere eigenschappen beschikte. Zo zouden agaten uitstekend helpen tegen schorpioenesteken. 'Ik kan me goed voorstellen dat de stenen van Sicilië die eigenschap bezitten', aldus Plinius, 'want zodra een schorpioen de lucht van die streek inademt, verliest hij zijn gif.' In Perzië zouden agaten gebruikt worden om stormen en orkanen tot bedaren te brengen en rivieren te keren. 'Egaal gekleurde stenen maken een atleet onoverwinnelijk, zeggen ze', aldus Plinius.

Zeker is dat egaal gekleurde agaten zeldzaam zijn, want het voornaamste kenmerk van deze siersteen is dat hij als een toverbal uit een groot aantal verschillend gekleurde laagjes is opgebouwd. Overigens zijn vrijwel alle geslepen agaten kunstmatig gekleurd. Hierbij wordt een techniek gebruikt die de Romeinen al kenden.

Eeuwenlang werden agaten vooral gevonden in Idar-Oberstein, ten oosten van Trier. Maar omstreeks 1800 raakte de voorraad daar uitgeput. Sinds 1827 komen de meeste agaten uit het zuiden van Brazilië en Uruguay. De stenen die daar worden opgegraven zijn uitzonderlijk groot: soms zelfs meters lang. Agaat was lange tijd populair als halssieraad. Dit inspireerde Bilderdijk in 1781 tot de dichtregels:

O! ware ik u een halssieraad,
Of kostelijk kleinood, van jaspis of agaat: Zo mogt ik 't zachte albast van uwen boezem strelen, En dartel om uw' gorgel [= strot] spelen!

Niet minder belangrijk is dat er miljoenen knikkers uit agaat zijn gemaakt. De handel in agaat-knikkers bloeide in Oberstein al in de middeleeuwen. Omstreeks 1870 was er zoveel vraag naar, dat alleen daar al meer dan duizend mensen leefden van de knikkerindustrie.

Engels agate (1570); Duits Achat (±1200); Frans agate (13de eeuw).

Er zijn zeker een paar honderd mineralen genoemd naar hun vindplaats. Omdat de meeste daarvan slechts aan specialisten bekend zijn, volgt hier een kleine keuze (zie ook labrador(steen)).

Andesiet
Beril
Sardis
Sardonyx

AGAAT: Plinius (ed. Bostock & Riley, 1855-1857) Nat Hist. XXXVII. 54; Bilderdijk

Dichtw. 9 (1781) 424; Winkler Prins' 1 (1870) 226-229; WNT 1 (1882) 2061-2063; Franck & Wijk Etym. wdb. ( 1912') 11; WNT Suppl. 1 (1956) 815-817; Vries Ned. etym. wdb. (1971) 10; Kluge Etym. Wtb. d. deutschen Spr. (197521) 5; Vries & Tollenaere Etym. wdb. (1991 ") 59; Pfeifer Etym. Wtb. d. Deutschen (1993 2) 9; Dudá & Rejl Gr. mineralen ency. (1993) 360; OED (19932).