Schertsende benaming voor het mannelijk geslachtsorgaan. In deze betekenis reeds opgetekend in de achttiende eeuw (bijvoorbeeld in ‘Den nieuwen almanach van Louw en Krelis’. 1774). Instrumenten en gereedschap zijn geliefde metaforen (meestal in dubbelzinnige toespelingen) wanneer het gaat om (volkse) synoniemen voor het lid *. Eveneens in andere talen, zoals het Frans (flûte; flûte à un trou; jouer de la flûte betekent copuleren) en het Duits: Flöte.
Het Engels kent nog de varianten ‘silent flute, living flute’ en ‘one holed flute’. Een ‘fluter’ is in het Amerikaanse slang een homoseksueel (een zinspeling op fellatio” als een muzikale activiteit).
Jubel het uit. Trek aan je fluit! Dan komt er wat uit.
Ari B. Hiddema: Kif Kif. 1973
... blanke misdienaars die aan de fluitjes van vrome katholieke jongetjes zitten.
Gérard Reve: Bezorgde ouders. 1988
Die Jacques d’Ancona schijnt ook scheidsrechter te zijn geweest. Nou mijn fluit mag hij niet vasthouden.
Nieuwe Revu, 12-12-91
Hier zit ik met m’n fluit in m’n vuist Voor de tv, we gaan samen uit In opwinding, fluit in m’n vuist Voor de tv, we gaan samen uit.
Raymond van het Groenewoud: Harde Porno. 1998