Een (buitenechtelijke, geheime maar ook kortstondige) verhouding. Mensen die iets te verbergen hebben doen meestal beroep op een vreemd (in dit geval Frans) woord. De verkleinvorm moet de zaak wellicht nog relativeren. Opgetekend in Kramers (Woordenschat. 1848) maar al veel vroeger in ons taalgebied voorkomend (zie eerste citaat). Vgl. affaire*.
Ik ben een Vrou, Myn Heer, en lees graag iets, dat toucheert... niets behaagt my meerder, dan het verhaal van eene tendre amourette.
De Spectator der Studenten, onder de Spreuk Vivitur ingenio, cetera mortis erunt. 1774, geciteerd in WNT
‘Welk een roman zou het zijn,’ voer Albert voort, ‘zoo ik mijne amourettes met die allen vertelde! welk eene kennis van het vrouwelijk hart zou er in uitblinken!... Maar er is nog licht op hare kamer.’ E.J. Potgieter: Lief en Leed in 't Gooi. Ongedateerd
Zolang ik je al ken, heb je me altijd iemand geleken die ver verheven was boven de amours en amourettes van gewone stervelingen.
Maarten ’t Hart: Onder de korenmaat. 1991