Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Overige zintuigapparaten

betekenis & definitie

Deze behoren meer tot het gebied van de microscopische anatomie dan tot de macroscopische anatomie. Men onderscheidt nl. nog de volgende gewaarwordingen:

1. druk, waartoe behoren: aanraking, druk, kriebelen en trilling. De zintuigelementen hiervoor liggen vrijwel uitsluitend in de huid. Het zijn de tastlichaampjes van Meissner, die ook door beweging van de haren geprikkeld kunnen worden;
2. temperatuur, waartoe behoren: warmte, waarschijnlijk opgenomen door de lichaampjes van Ruffini, en koude, opgenomen door de eindkolfjes van Krause;
3. pijn; hiertoe rekenen wij: a. oppervlakkige pijn, helder bewust, meest stekend, opgenomen door vrije zenuwuiteinden. Ook het beenvlies, de weivliezen en sommige bloedvatwanden zijn pijngevoelig; b. diepe, doffe pijn, opgenomen door de lichaampjes van Vater-Pacini en gelocaliseerd in de diepere lagen van de huid en in de organen; c. jeuk, een gewaarwording die samenhangt met veranderingen in de huid;
4. spierzin, het vermogen om de spanningstoestand van de spieren en pezen te bepalen. Mogelijkerwijs berust hierop het positie- en houdingsgevoel, waardoor wij van de stand van onze lichaamsdelen op de hoogte zijn. De spierzin wordt opgenomen door de spier- en peesspoelen en de orgaantjes van Golgi.

Wij vinden dus — vooral in de huid, maar ook elders in het lichaam — vrije zenuwuiteinden en zenuwuiteinden voorzien van een microscopisch klein lichaampje (dat in velerlei gedaante kan optreden), die voor verschillende prikkels gevoelig zijn en deze gewijzigd kunnen doorgeven door de zenuw aan het centrale zenuwstelsel.

De gewaarwordingskwaliteit is niet voor alle regionen van het lichaam gelijk. Sommige regionen (b.v. de flanken) zijn gevoelig voor kietelgewaarwordingen, andere (b.v. de uitwendige geslachtsorganen) zijn gevoelig voor gewaarwordingen van erotische aard. T.a.v. de betekenis van al deze gewaarwordingen onderscheidt men: de epicritische zin, vooral het tastgevoel, dat voor de intellectuele functies van belang is, en de protopathische zin, vooral de pijn, die belangrijk is voor de vitale functies.

< >