Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Heelkunde

betekenis & definitie

De heelkunde heeft in de loop der tijden een veel vrijere weg bewandeld dan de geneeskunde, die steeds vergezeld was van de filosofie en de theologie. Aanvankelijk onderscheidde men zalf- en snijchirurgen.

Aangezien de steunpilaren der moderne heelkunde, narcose, asepsis, antisepsis, bloedstilling, operatiekamer enz. ontbraken, waren de resultaten niet zo goed als in onze tijd. De voornaamste chirurg in de late M.E. is Guy de Chauliac (1300-1367).

Dikwijls zijn bepaalde operaties familiegeheim. Het eerste chirurgische genootschap van Cosmas en Damianus werd in 1268 te Parijs opgericht.

Een der voornaamste chirurgen in Z. Nederland was Jehan Yperman, leerling van Lanfranchi.

Hij gebruikte wijn als wondwassing, reinigde en schoor de huid, hechtte wonden, onderbond vaten enz.Door de uitvinding van het buskruit kreeg de chirurgie een ander aanzien. Omdat men de schotwonden besmet achtte, werden ze met kokende olie begoten. Ambroise Een der eersten, die deze methode bestreed, Paré was Ambroise Paré (ca 1510-1590), die op het slagveld zijn beroep leerde en in een chirurgieboek zijn bevindingen neerlegde. Hij schiep een nieuwe chirurgie door de volgende maatregelen:

1. hij verving de behandeling met kokende olie bij schotwonden door zalfbehandeling; 2. hij stelpte de bloeding door onderbinding der vaten en amputeerde in het gezonde weefsel; 3. hij opereerde breuken zonder castratie; 4. hij verbeterde de plastische operaties bij hazenlip en neusplastiek.

Paré werd een gids voor vele jaren en de chirurgische school in Frankrijk was zijn werk. Ook elders werd de chirurgie met voorliefde beoefend, o.a. in Duitsland door Hans von Gersdorff, die het rekverband bij fracturen uitvond. Onder de anatomen waren vele goede chirurgen o.a. Vesalius. In de 17de eeuw werd de traditie voortgezet. Een nieuwe ingreep werd de bloedtransfusie van dier op mens, die meestal ongunstig verliep.

In 1665 en 1667 werd op verschillende plaatsen van Europa deze operatie verricht. In 1602 werd een gastrotomie verricht door Florian Maathis. Onder de Hollanders blonk o.a. uit Joh. Jac. Rau (1658-1719) die de operatietechniek op lijken doceerde. De voornaamste chirurg der 17de eeuw in Holland was Cornelis van Solingen, heel- en vroedmeester te ’s Gravenhage (1641-1687).

Zijn eigen gemaakt instrumentarium wordt nog bewaard in de Leidse universiteitscliniek voor heelkunde. Op velerlei gebied verbeterde hij de techniek. Vele chirurgen deelden hun gevallen mee (Job van Meekeren, Cornelis Stalpart van der Wiel). De orthopaedie werd bij voorkeur beoefend door Hendrik van Deventer (1651-1724). Een veel voorkomende operatie in die dagen was de steensnede', het is bekend dat de Hollandse lithotoom Abraham Cyprianus deze operatie veertienhonderd maal verrichtte. In Frankrijk werkte Jacques de Beaulieu (1651-1714) als steensnijder.

Zijn methode had in Holland veel navolgers. Door Hippocrates werd de steensnede verboden, later werd zij beoefend door steen- en breuksnijders, om tenslotte in handen te komen van beroepschirurgen. Er bestaan i.h.a. twee methoden om de blaas te openen: 1. een snede boven het schaambeen (sectio alta), 2. een opening in de bilnaad (sectio lateralis). Was het met de heelkunst in Italië en Duitsland slecht gesteld, in Frankrijk, Holland en Engeland werd de heelkunde met veel succes beoefend. In Frankrijk kwam men tot de stichting van de Académie Royale de Chirurgie. Pierre Desault (1744-1795) stichtte de eerste chirurgische cliniek. Jean Louis Petit (1674-1750) vond het tourniquet (een toestel om de bloedcirculatie te stremmen) uit. Over het algemeen legde men zich toe op snel opereren. In Duitsland trad Laurenz Heister (16831758) op, die een algemeen verspreid boek schreef, dat als het eerste volledige leerboek beschouwd werd. Gottlieb Richter (1742-1812) gaf het eerste chirurgische tijdschrift uit(Bibliotheca chirurgica).

In Engeland beoefenden de gebroeders John en Wiliiam Hunter de ontleedkunde en heelkunde en waren zeer gezochte leermeesters. In de 19de eeuw krijgt de heelkunde haar gelijkwaardige plaats in de rij der medische wetenschappen. Het aloude ‘handwerck der Chirurgie’ komt in handen van andere, beter onderlegde artsen. De napoleontische oorlogen komen de chirurgie ten goede. Zeer bekend is Guillaume Dupuytren (1777-1835) die een zeer groot aantal leerlingen in geheel Europa vormde. J. D.

Larrey
(17661842) trad als lijfarts van Napoleon op de voorgrond. Na de slag van Borodino verrichtte hij persoonlijk tweehonderd amputaties. Auguste Nélaton (1807-1873) vond de slappe, elastieke catheter, uit, een weldaad voor de patiënt.

Ook in Engeland bloeide de chirurgie. John Bell (17631820) beoefende de vaatchirurgie. Zijn leerling A. P. Cooper (1768-1841) onderbond de ondersleutelbeenslagader, terwijl deze ingreep bij de grote buikslagader mislukte. Een wereldnaam had Joseph Lister (1827-1912). Getroffen door het grote sterftecijfer (45%) bij amputaties, aangemoedigd door de studiën van Pasteur, trachtte hij de bacteriën in de omgeving van de patiënt te doden door middel van carboloplossingen.

Op 12 Aug. 1865 gebruikte hij voor het eerst zijn carbolspray (verstuiver) met opmerkelijk resultaat. De antisepsis had haar intrede gedaan in de heelkundige cliniek, weldra aangevuld door de asepsis. Daarbij kwam de invoering van de aethernarcose in 1846, die een einde maakte aan het lijden der patiënten en de weg opende tot een verbeterde techniek. De chirurgie ging een schitterende toekomst te gemoet. In Oostenrijk werkte Theodor Billroth (1829-1894), de grondvester der buikchirurgie, in Duitsland F. von Esmarch (1823-1908), die de bloedloosheid van het operatieterrein in voerde. Grote clinieken werden allerwege gesticht en tenslotte was er geen lichaamsdeel dat niet toegankelijk was voor de chirurg. Voor het overige zij verwezen naar de Heelkunde .

< >