Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-04-2022

watch

betekenis & definitie

I. 1. het waken, wacht, wake; waakzaamheid; 2. horloge; first watch, eerste wacht; middle watch, hondenwacht; keep (a) watch, de wacht houden; keep (a) watch on, een oogje houden op, letten op; keep watch over, de wacht houden over, bewaken; set a watch over one, iemand laten bewaken; in the watches of the night, in de slapeloze uren van de nacht; on watch, op wacht; be on watch, op wacht staan, de wacht hebben; be on the watch for, uitkijken naar; loeren op; watch and ward, (uiterste) waakzaamheid; keep watch and ward over, met de uiterste zorg bewaken;

II. waken, waakzaam zijn; wacht doen; toekijken; watch for, uitkijken naar; loeren op; watch out, goed uitkijken; watch over, een wakend oog houden op, waken over; bewaken; watch over your words!, pas op uw woorden!; watch with one, bij iemand waken;

III. 1. bewaken; 2. hoeden; 3. letten op, gadeslaan, in het oog houden, naogen, naloeren, volgen; watch your step!, pas op!; watch one’s time, zijn tijd afwachten; watch one home, nakijken tot hij naar binnen gaat; watch the night out, de nacht doorwaken; watch one out, staan kijken tot hij (zij) naar buiten komt; watch through, 1. doorwaken; 2. tot het eind volgen.

< >