I. proeven; smaken, ondervinden; smaak vinden in;
II. 1. proeven; 2. smaken; taste of, 1. smaken naar; 2. proeven; 3. fig smaken, ondervinden;
III. smaak, bijsmaak, voorsmaak; (voorproefje; zweempje, tikje; neiging, voorliefde; they are bad taste, ze zijn smakeloos; let me have a taste, laat mij eens proeven; in bad taste, smakeloos; in good taste; 1. zoals het hoort; 2. smaakvol; my mouth is out of taste ik ben mijn smaak kwijt; to taste, naar believen, naar verkiezing; zoveel als je maar wilt; is it to your taste?, naar uw zin?; every man to his taste!, elk zijn meug!; pungent to the taste, scherp van smaak.