Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

tap

betekenis & definitie

I. 1. (houten) kraan; tap; (soort) drank; brouwsel; gelagkamer, tapperij; aftakking; on tap, 1. op de tap; aangestoken [v. vat]; 2. altijd beschikbaar; ter beschikking;

II. 1. een kraan slaan in, opsteken [een vat]; (af)tappen; 2. tappen; tap a person, iemand uithoren; tap all sources of information, alle bronnen exploiteren of aanboren.

III. 1. tikken, kloppen tegen, op of met; 2. tap at, tikken, kloppen tegen of op;

IIV. tikje, klop [op de deur]; there was a tap at the door, er werd geklopt, aangetikt.

< >