I. malie, veter-, nestelbeslag; nestel; lus [aan laars]; etiket, label; (uit)-einde, rafel; aanhangsel; punt of tip [v. staart]; citaat; leus; stereotiep gezegde; refrein; krijgertje;
II. aanhechten, aanhangen, vastknopen, vastbinden (aan to, on to); etiketteren; doen rijmen; tag together, ook: aaneenrijgen, aaneenflansen;
III. tag after, achternalopen.