I. 1. steen, pit [v. vrucht]; hagel(steen); schuursteen; 2. als gewicht: 6.35 kg; leave no stone unturned, niets (geen middel) onbeproefd laten, hemel en aarde bewegen; throw stones at, met stenen gooien; fig bekladden;
II. van steen, stenen; stone jar, kruik;
III. 1. met stenen gooien (naar), stenigen; 2. van stenen of pitten ontdoen; 3. met stenen beleggen, plaveien.