I. (kolen)put, -mijn, mijnschacht; groeve; putje, holte, kuil, kuiltje; diepte; hanenmat; parterre [in schouwburg]; Am pit [v. vrucht]; the (bottomless) pit, de (afgrond van de) hel;
II. inkuilen; kuiltjes (putjes) vormen in; pit against, laten vechten tegen [v. hanen, honden]; stellen tegenover; zie ook: pitted.