I. (op)springen, (op)schrikken; beginnen; vertrekken; starten; in beweging komen; ontstaan aanslaan [v. motor];
II. aanzetten, aan de gang maken (helpen), in beweging brengen; laten vertrekken; starten; beginnen, beginnen met (aan, over); oprichten; te berde brengen, opperen; opjagen veroorzaken, doen ontstaan [brand]; start one laughing, iemand aan 't lachen maken; it starts gossip, het geeft maar aanleiding tot allerlei praatjes; start life as a..., zijn loopbaan beginnen als...; start aside, op zij springen; start back, 1. achteruitspringen; terugdeinzen; 2. terugreis aanvaarden; start for, (op reis) gaan naar, vertrekken naar; from, vertrekken van; treden buiten; fig uitgaan van start (as) from a dream, uit een droom opschrikken; start from one’s sleep, wakker schrikken; to start from July 21st, met ingang van 21 Juli; the tears started in his eyes, kwamen hem in de ogen; start into life, (weer) beginnen te leven; start off, 1. vertrekken; 2. beginnen; start one off crying, iemand aan ’t huilen maken; start on (to) one’s feet, opspringen; they started him on the subject of..., zij brachten hem aan ’t praten over...; start out, vertrekken; beginnen; he was started out of his reverie, hij schrok wakker uit zijn gemijmer; up, 1. opspringen [van zijn stoel]; 2. zich (plotseling) voordoen; you have no right to be here, to start with, om te beginnen;
III. het opspringen, sprong(etje); plotselinge beweging (van schrik it); voorsprong, voordeel; start, afrit; vertrek; begin; a false start, een verkeerd begin; get (have) the start of one’s rivals, zijn mededingers vóór zijn; get a good start in life, stevig in het zadel geholpen worden; give a start, opspringen; it gave me a start, ik schrok er van, ik keek er van op; give a start to, aan de gang helpen; at the start, 1. in het begin; 2. bij het vertrek; fora start, om te beginnen, vooreerst; from start to finish, van het begin tot het einde, van A tot Z; wake up with a start, met een schrik wakker worden.
