Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

ship

betekenis & definitie

I. schip; boot; kist [= vliegtuig]; ship of the line, linieschip;

take ship, scheepgaan, zich inschepen (op in);

II. 1. schepen, inschepen, innemen, binnenkrijgen, overkrijgen [stortzee:en]; aan boord nemen (hebben); 3. aanmonsteren; 4. af-, verschepen, verzenden (ook: ship off); ship the oars, de riemen inhalen, binnen (ook: buiten) boord leggen;

III. zich inschepen; aanmonsteren.

< >