Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

rub

betekenis & definitie

I. wrijven, inwrijven, afwrijven; boenen, poetsen; schuren (over); rub elbows, zie rub shoulders-, rub one’s eyes, zich de ogen uitwrijven; rub one’s hands, zich (in) de handen wrijven (van voldoening); rub noses, de neusgroet brengen [van wilden]; familiaar omgaan (met with); rub shoulders with the more fashionable people, in (intiemere) aanraking komen met; rub one (up) the wrong way, iemand verkeerd aanpakken, irriteren;

II. (zich) wrijven, schuren; rub along, voortsukkelen, verder scharrelen; rub along (together), het kunnen vinden, opschieten (met elkaar); rub away, af-, wegwrijven, doen uitslijten; fig slijten; rub down, afwrijven, boenen; roskammen; rub in, inwrijven; rub it in(to them), rub things in, iemand eens iets goed zeggen of laten voelen, onder de neus wrijven, er telkens weer op terugkomen; rub off, afwrijven; er afgaan; it will rub off, het zal wel slijten; rub out, uitwissen, uitvegen; er afgaan; rub through (the world), zich er door heen slaan, door het leven scharrelen; rub up, opwrijven; opfrissen; weer ophalen;

III. het wrijven, wrijving; moeilijkheid; wederwaardigheid; steek onder water, veeg (uit de pan); rubs (and worries), onaangename wederwaardigheden; there’s the rub, daar zit hem de knoop.

< >