Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

row

betekenis & definitie

I. 1. rij, reeks, huizenrij; 2. straat; the Row, Rotten Row; a hard row to hoe, Am een hele pluk; in a row, op een rij; in rows, op (in, aan) rijen.

II. 1. roeien; 2. roeien; roeien tegen; row down, inhalen bij het roeien; 3. het roeien; roeitochtje; go for a row, gaan roeien.

III. 1. kabaal, herrie, standje; what’s the row?, wat is er aan 't handje?; get into a row, herrie krijgen; kick up a row, herrie maken; 2. een standje maken; 3. herrie maken.

< >