I. 1. troep, wanordelijke bende; lawaai; algemene vlucht; 2. avondpartij; put to rout, op de vlucht drijven; 3. op de vlucht drijven.
II. 1. wroeten, scharrelen; 2. omwroeten, omwoelen; rout out, halen uit; doorsnuffelen; opscharrelen took: rout up).