I. 1. roek; 2. afzetter, valse speler; 3. kasteel [in ’t schaakspel];
II. bedriegen [bij ’t spel]; plukken, afzetten.
Gepubliceerd op 07-04-2022
betekenis & definitie
I. 1. roek; 2. afzetter, valse speler; 3. kasteel [in ’t schaakspel];
II. bedriegen [bij ’t spel]; plukken, afzetten.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: