Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

read

betekenis & definitie

I. lezen (in), af-, op-, voorlezen; oplossen [raadsel]; ontcijferen; uitleggen [droom]; opvatten, begrijpen; doorzien [iemand]; read the clock, op de klok kijken; read the gas-meter, de gasmeter opnemen; read law, in de rechten studeren; if I read him rightly, als ik hem goed begrijp, als ik mij niet vergis in zijn karakter; read off, (af)lezen, oplezen; read out, uitlezen; hardop lezen, voorlezen; read (over), to one, iemand voorlezen; read up, 1. hardop lezen; 2. dóórlezen, nazien [lessen];

II. read oneself in, zijn intreepreek houden;

III. lezen; studeren; een lezing houden; zich laten lezen; klinken, luiden; the thermometer reads 30, wijst 30; read with one, 1. studeren onder iemands leiding; 2. iemand klaar maken [voor examen);

IV. have a long (quiet) read, lang (rustig) zitten lezen;

V. V.T. V.D. van read-, well-read, deeply read, (zeer) belezen, op de hoogte.

< >