Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

office

betekenis & definitie

ambt, betrekking, dienst; bediening; taak; officie; (kerk)dienst, ritueel, gebed (en); ministerie, kantoor, bureau; the Holy Office, het Heilig Officie: de Inquisitie; H. M.

Stationery Office, de Landsdrukkerij; the offices, de werkvertrekken (van de bedienden); de (bij)keuken, aanrechtkamer; good offices committee, commissie van goede diensten; his kind offices, zijn vriendelijke bemiddeling, zijn vriendelijkheid; be in office, een ambt bekleden, in functie zijn; a man in office, een fungerend ambtenaar; een (aan ’t bewind zijnd) minister; while in office, „aan" zijnd, in functie zijnd; come into office, enter (take) office, een (zijn) ambt aanvaarden.

< >