I. veel; I thought as much, dat dacht ik wel; as much as, 1. zoveel als, zoveel; 2. evenzeer (evengoed) als; as much as three months ago, wel drie maanden geleden; it was as much as he could do to..., hij kon slechts met moeite of ternauwernood...; as much as to say, alsof hij wilde zeggen; how much?, 1. hoeveel (is, kost het)?; 2. wa’blief!; not much, 1. niet veel; 2. kan je denken!; it is not much of a thing, niet veel zaaks; nothing much, niet veel (zaaks); zo erg niet; be too much for one, iemand te machtig zijn; make much of, veel gewicht hechten aan; veel ophef maken van; in de hoogte steken, veel ophebben met, fêteren; ook: munt slaan uit;
II. zeer, erg; veel; verreweg; much as..., 1. hoezeer... ook; 2. ongeveer zoals...; not so much as, niet eens; so much so that, zó (zeer)... dat; much to the amusement of, tot groot vermaak van; much the same, much as usual, zowat, vrijwel hetzelfde.
