Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

jump

betekenis & definitie

I. springen, opspringen (ook van verbazing of schrik); plotseling omhooggaan [v. prijzen]; overeenstemmen (met with); jump about, rondspringen; fig van de hak op de tak springen; jump at an offer (a proposal), met beide handen aangrijpen, gretig toehappen; jump down one’s throat, uitvaren tegen, aanvliegen: jump (up)on, te lijf gaan; uitvaren tegen; jump to (at) a conclusion, een al te haastige gevolgtrekking maken;

II. laten of helpen springen, doen opspringen; springen over; vliegen uit [de rails]; overslaan; (voor de neus) wegkapen;

III. sprong; 't opspringen (van schrik); hindernis [rensport]; get the jumps, zenuwachtig worden.

< >