I. (zich laten) malen of slijpen; zich afbeulen (op away, at), ploeteren, blokken; knarsen;
II. (fijn) malen, (fijn) wrijven; slijpen; draaien [orgel]; drillen [jongens]; grind the faces of the poor, de armen onderdrukken, uitzuigen, uitmergelen; grind one’s teeth, knarsetanden; grind down, fijn malen; onderdrukken; grind in, „pas” slijpen; grind (in)to dust, tot stof vermalen; grind out, afdraaien [op een orgel];
III. het malen of slijpen; het (orgel)draaien, het knarsen; karwei; koeliewerk, sjouw; gezondheidswandeling.