Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

free

betekenis & definitie

I. vrij; ongedwongen, vrijwillig; vrijmoedig, ongegeneerd; onbezet; gratis, kosteloos, franco; los, open; royaal [met geld]; free and easy, ongedwongen, ongegeneerd; a free fight, algemene kloppartij; he

is free to..., it is free for (to) him to..., hij mag gerust...; I am free to own, ik wil gaarne bekennen; be free of the house, vrij mogen uiten inlopen; make one free of a city, het ereburgerschap aanbieden; make free with, zich ongegeneerd van iets bedienen;

II. vrij; gratis;

III. in vrijheid stellen; vrijmaken, vrijlaten, bevrijden.

< >