I stemming; vrolijkheid, opgeruimdheid; toejuiching, bijvalsbetuiging), hoera (geroep); onthaal, spijs; of
good cheer, opgeruimd; goedsmoeds; make good cheer, goede sier maken;
II opvrolijken, opmonteren; toejuichen; cheer on, aanmoedigen;
III juichen, hoera roepen; cheer up, moed scheppen.