I richten, mikken, aanleggen (op at); aim at, ook: fig doelen op; 't gemunt hebben op; streven naar, beogen, aansturen op;
II richten (op oftegen at), aanleggen (opar); that was aimed at you, dat doelde op u, dat was op u gemunt;
III oogmerk, doel(wit); take aim, aanleggen, mikken,
Aimless, doelloos.