Orde Chiroptera Vleermuizen Onderorde Megachiroptera Grote vleermuizen Familie: Pteropodidae Vliegende honden, kalongs (Nyctimene, Pteropus, Rousettus, Syconycteris)
Onderorde Microchiroptera Kleine vleermuizen Families: Rhinopomatidae Klapneusvleermuizen (Rhinopomd), Vespertilionidae Gladneuzen (Eptisicus, Myotis, Nyctalus, Pipistrellus, Plecotus, Vespertilio), Noctilionidae Hazebekvleermuizen (Noctilio), Rhinolophidae Hoefijzerneusvleermuizen (Rhinolophus), Desmodontidae Vampiers (Desmodus, Vampyrus), Megadermatidae Reuzenoorvleermuizen (Megaderma)
Vleermuizen zijn zoogdieren bij welke de voorste ledematen in vleugels zijn veranderd en die vrij kunnen vliegen. Ze kunnen op iedere gewenste hoogte vliegen en ook van hoogte veranderen. Het is een zeer oude orde, die reeds uit het Oud-Tertiair van Noord-Amerika en uit het Eoceen (bruinkoolafzettingen in het Geiseltal bij Halle) bekend zijn. Het zijn nachtdieren waarbij reuk en gehoor bijzonder sterk zijn ontwikkeld, sterker dan het gezicht. Bij de meeste soorten is het gezichtsvermogen vergaand door een soort radar vervangen. Bij het wegvliegen en tijdens het vliegen zenden ze hoogfrequente trillingen uit die „echo’s“ geven waarop ze zich perfekt kunnen oriënteren, zelfs tijdens hun bliksemsnelle vlucht in volslagen duisternis.
Voor verscheidene soorten kon worden aangetoond, dat de merkwaardige neusaanhangsels in verband staan met hun radar. De grote-vleermuizen komen slechts voor in tropen en subtropen. Kleine vleermuizen zijn weliswaar warmteminnend, maar komen niettemin ook in de gematigde streken voor. De meestesoorten onder hen zijn insekteneters. Omdat op hogere breedten in de wintermaanden vrijvliegende insekten schaars zijn, overbruggen ze deze periode met een winterslaap, waarbij de lichaamstemperatuur verlaagd wordt en de stofwisseling vrijwel tot stilstand komt. Deze „spaarbrander“ is vermoedelijk de oorzaak van hun relatief hoge levensduur.
Terwijl de spitsmuis ongeveer 15 maanden en een veldmuis nauwelijks 2 jaar oud wordt, kunnen de winterslaap houdende vleermuizen meer dan 16 jaren oud worden. Onze inheemse kleine-vleermuizen zijn typische insekteneters, maar de indische-lierneusvleermuis vangt kikkers, muizen, vogels en zelfs kleinere vleermuizen, terwijl de grote-hazelipvleermuis met zijn grijppoten vissen uit het water weet te vangen. Enkele in tropisch Amerika levende soorten hebben zich gespecialiseerd op voeding van bloed. Daarvan is de gewone-vampier of grote-bloedzuiger de meest gevreesde. Met zijn scherpe snijtanden doorboort hij de huid van zijn prooi en likt (hij kan niet zuigen) het daaruit stromende bloed op. De door zijn naam gevreesde grote-onechte-vampier (Vampyrus spectrum) is daarentegen in het geheel geen bloedlikker, maar leeft van insekten en vermoedelijk ook van vruchten.
De vliegende-honden zijn zuivere vegetariërs die zich met vruchten, honing en stuifmeel voeden. Deze voedingsmiddelen staan hen in de tropische en subtropische gebieden het hele jaar door ter beschikking. Zij houden dan ook geen winterslaap. De noordelijkste woonplaats van vliegende-honden is het eiland Cyprus (Rousettus aegyptiacus). Kleine-vleermuizen zoeken voor hun dagslaap holle bomen, natuurlijke en kunstmatige holen, zolders, kerktorens, e.d. op, de vliegende-honden slapen gewoonlijk met honderden in hoge bomen. Meestal hangen ze aan een van beide poten omlaag en wikkelen zich verder geheel in hun mantel van vlieghuid.