Onderorde Cyprinodontiformes Tandkarpers Families: Oryziatidae Rijstvisjes (Oryzias), Cyprinodontidae Eierleggende tandkarpers (Aphyosemion, Epiplatys, Jordanelle, Rivulus, Cynolebias), Anablepsidae Dubbelogen (Anableps), Poeciliidae Levendbarende tandkarpers (Belonesox, Xiphophorus, Mollienesia, Phalloceros, Heteranderia, Gambusia, Lebistes)
Deze tweede onderorde der Atheriniformes omvat acht families, welke opvalt door de rijkdom aan veel soorten kleine visjes, waarvan zeer veel soorten geliefde aquariumvissen geworden zijn. Enkele soorten zijn ook zeer belangrijk geworden voor wetenschappelijk onderzoek.
Bij alle soorten is de mondopening bovenstandig, een zijlijnorgaan ontbreekt, een zwemblaas is aanwezig. De bijna doorzichtige rijstvisjes hebben een bijzondere broedzorg. Het geringe aantal eitjes dat per keer wordt geproduceerd wordt als een trosje druiven door de moeder meegedragen en pas tegen het uitkomen tussen de planten gedeponeerd. Prachtig gekleurde vissen vinden we onder de tandkarpertjes uit tropische streken van Afrika, Azië en Zuid-Amerika.
Een van de mooiste Afrikaanse soorten is de blauwe-gularis, een nabij de bodem levende soort. Oppervlaktevissen zijn de snoekvormige Epiplatys soorten uit Afrika, die evenals hun verwanten uit Azië van het geslacht Aplocheilus op de kop een kruinoog hebben, een lichtgevoelig pineaalorgaan. Zuid-Amerika is het vaderland van ontelbare eierleggende en levendbarende tandkarpers. De Rivulus soorten zijn haast amfibisch levende vissen, die zich springend van de ene kleine waterplas naar de andere bewegen en zich met de grote ronde staartvin tegen stenen kleven om zelfs stroomversnellingen te overwinnen.
De Cynolebias soorten zijn eenjarige vissen met een opmerkelijke voortplantingscyclus. Ze begraven hun eitjes kort voor het aanbreken van de droge tijd in de modderbodem, waar ze maanden sluimerend de droge tijd doorbrengen om bij de eerste regens tot ontwikkeling te komen. Soortgelijke eenjarige vissen vinden we in Afrika onder de geslachten Aphyosemion en Nothobranchius. Het mozaiekkarpertje is de enige soort die een echte broedzorg heeft. De op stenen of planten afgezette eitjes worden geruime tijd door het mannetje bewaakt.
De dubbelogen hebben hun naam te danken aan het feit dat hun oog precies in het midden door een vlies in twee afzonderlijk werkende ogen gedeeld is. Deze bijzonderheid heeft te maken met hun levenswijze. Ze zwemmen zo dicht tegen de oppervlakte, dat de bovenste ooghelft boven de waterlijn steekt. Hierdoor zijn ze in staat gelijktijdig zowel boven water als onder water te zien. Iets wat voor een normaal oog niet mogelijk is. Ze leven dan ook van insekten die boven het water vliegen en zitten en van insekten die in het water leven.
De levendbarende-tandkarpertjes komen uitsluitend in Amerika voor, met het verspreidingscentrum in Midden-Amerika. De aarsvin van het mannetje is bij deze vissen tot een copulatieorgaan vergroeid, waarmee ze zaadpakketjes in de geslachtsopening van de wijfjes kunnen brengen. Op overeenkomstige wijze heeft de bevruchting plaats bij het eerder genoemde levendbarende halfsnavelbekje.
Belangrijke soorten voor wetenschappelijk onderzoek vinden we in de familie Poeciliidae. De zwaarddrager, een van de oudste en bekendste tropische aquariumvissen, heeft niet alleen veel diensten bewezen bij genetisch onderzoek, maar ook bij het onderzoek naar kanker, hiervoor is veel gebruik gemaakt van de vormen met melanisme (zwart pigment).
De hoogvinkarper is de stamvorm van o.a. de thans veel als aquariumvis gekweekte black-molly. Phalloceros als een van de eerste tropische aquariumvissen, heeft een gevlekte vorm, die in sierwaarde wordt overtroffen door de gup. Het onderscheid tussen de geslachten is hier behalve in grootte vooral ook in kleur en tekening geaccentueerd. Gup mannetjes blijven veel kleiner dan de wijfjes, en zijn ook veel mooier en bonter gekleurd.
Het dwergtandkarpertje is een van de kleinste vissen, met een lengte van slechts ongeveer 30 mm. Gambusia heeft naam gemaakt als verdelger van muggenlarven en is met succes uitgezet in de strijd tegen malaria en andere door muggen overgebrachte ziekten. Ook in het Middellandsezeegebied is deze soort uitgezet. Het levendbarend-snoekje is een typische rover die van kreeftachtigen en kleine vissen leeft.