Gepubliceerd op 30-05-2019

Strandlopers

betekenis & definitie

Familie: Scolopacidae Strandlopers Onderfamilie: Tringinae Ruiters (Bartramia, Catoptrophorus, Numenius, Tringd)

Onderfamilie: Calidritinae Strandlopers (Calidris, Limicola, Limnodromus, Limosa, Philomachus)

Onderfamilie: Scolopacinae Snippen (Gallinago, Lymnocryptes, Scolopax)

Als eerste in deze grote, vormenrijke familie noemen we de bartrams-ruiter. Deze vogel, die zo groot is als een lijster, kwam vroeger talrijk voor op de droge Amerikaanse prairies, maar door landontginning wordt hij steeds zeldzamer. De wulp, die door zijn grootte, zijn lange poten en zijn gebogen snavel opvalt, komt ook bij ons nog algemeen voor in duinvalleien en op heidevelden, hoewel hij vaak voor kultivering moet wijken. Hij heeft een opvallende fluitende triller, het „parelen“, dat men vooral in het voorjaar geregeld kan horen. Het heeft echter weinig met de balts te maken en dient eerder als begroeting. De wulp overwintert in enorme aantallen in het Waddengebied.

Hier kan men ook geregeld zijn naaste verwant de regenwulp zien, die kleiner is en een kortere snavel heeft. Dit is een broedvogel van noordelijke toendra’s. De grutto en de rosse-grutto hebben een lange rechte snavel en evenals de wulpen lange poten, maar ze zijn veel slanker. De eerste soort is bij ons een algemene broedvogel van heidevelden en groene weilanden. De rosse-grutto pleistert tijdens de trek van en naar zijn noordelijke broedplaatsen graag in de Waddenzee, waar men ze vaak in enorme dichte troepen op zandbanken en kwelders kan zien. Ook overzomeren ze bij ons in vrij groot aantal.

De grijze-snip broedt in Amerika in het hoge noorden en komt slechts bij uitzondering aan de Europese kust voor. Hij is klein van postuur en heeft veel kortere poten dan de eerder genoemde soorten. De groenpootruiter en het witgatje vertegenwoordigen de groep van de sierlijke ruiters, vogels van slikken, die onderling weinig verschillen. De meeste soorten komen bij ons op de trek voor, zoals het witgatje, dat in Midden-Europa in vochtige bossen broedt, en de groenpootruiter van de noordelijke toendra. De tureluur broedt bij ons talrijk in grazige weidegebieden, vooral in de nabijheid van de kust. In andere Europese landen nemen ze in aantal af, door ontginning van moerassen en heidevelden, daar ze zich daar niet op kultuurland schijnen te willen vestigen, maar bij ons is hun voortbestaan in grazige weidegebieden verzekerd. Een nauwe verwant van de ruiters is de Amerikaanse willet, die kleine zwemvliesjes tussen de tenen heeft.

Snippen zijn gespecialiseerde steltlopers, met korte poten en een zeer lange snavel, waarvan de top week, buigzaam en van zeer veel zintuigen voorzien is. Hiermee tasten ze naar voedsel in vochtige bodem. Een bekende soort is de houtsnip, die op sommige plaatsen algemeen als broedvogel voorkomt in de bossen. In het voorjaar voert hij langs bospaden en open plekken in het bos een baltsvlucht uit, waarbij hij fluitende en trommelende geluiden laat horen. Met zijn buigzame bovensnavel kan hij onder de grond wormen als met een pincet beetpakken en naar boven halen. De watersnip broedt bij ons in moerassen en vochtige weilanden.

Hij staat vooral bekend om zijn eigenaardige baltsvlucht, waarbij het mannetje in een duikvlucht met trillende vleugels een luchtstroom langs de smalle, stijve, uitgespreide staartpennen voert, waardoor deze in trilling worden gebracht, hetgeen door onderbreking een „mekkerend“ geluid voortbrengt. In de volksmond heet de watersnip dan ook wel „hemelgeit“. De poelsnip voert geen baltsvlucht uit, maar de mannetjes geven een gezamenlijk snavelgeklapper ten beste. Het bokje is de kleinste snip. Hij trekt bij ons in klein aantal door en wordt meestal over het hoofd gezien. De eigenlijke strandlopers vormen een soortenrijke groep.

Zij broeden in noordelijke streken van de Oude en de Nieuwe Wereld en vertonen zich tijdens de trek langs stranden en wadden in vaak enorme groepen. De talrijkste soort is de bonte-strandloper, die bij uitzondering op de Waddeneilanden broedt. Andere algemene gasten zijn de kanoetstrandloper en de kleine-strandloper, respectievelijk de grootste en de kleinste soort. De drieteenstrandloper heeft een gedrongen postuur. In tegenstelling tot deze massaal optredende soorten is de krombekstrandloper een solitair levende vogel. De kemphaan komt vooral in het laagland rond de Noordzee en de Oostzee voor, waar ze op gemeenschappelijke baltsplaatsen vreedzame toernooien houden, waarbij de veelkleurige verenkraag rond de hals als een indrukwekkend schild worden uitgespreid.

< >