Familie: Aegithalidae Staartmezen (Aegithalos, Psaltriparus)
Familie: Remizidae Buidelmezen (Auriparus, Remiz) Familie: Paridae Echte mezen (Melanochlora, Parus) Familie: Sittidae Boomklevers Onderfamilies: Sittinae Echte boomklevers (Sitta), Tichodrominae Muurkruipers (Tichodromd)
De mezen zijn boomvogeltjes met een korte, spitse snavel en krachtige poten met sterk gekromde nagels. Deze wijzen op het vermogen goed te klimmen en klauteren. Op zoek naar voedsel buitelen ze met acrobatische behendigheid vaak in de dunste twijgen, waarbij ze vaak ondersteboven hangen. Ze eten in hoofdzaak kleine insekten, hun larven en hun poppen en, vooral in de winter, zaden, vruchten en noten. In tegenstelling tot de meeste mezen, die in holen broeden, bouwen de staartmezen een dichte, stevige nestbuidel. Zij hangen niet aan hun klauwen en leven vaak in groepjes, in loofbossen en gemengde wouden, of in parklandschappen met veel struiken.
De struikmees bewoont struiken in halfwoestijnen. Een andere aparte mezenfamilie wordt gevormd door de buidelmezen, die genoemd zijn naar hun hangende buidelvormige nesten, die ze kunstig ineenvlechten met lange draden van gevlochten zaadpluis van wilgen, populieren en riet. Ze leven in oevervegetaties, voor-al in rietvelden, waar ze behendig rondklauteren. De goudmees bouwt een bolvormig nest van doornige twijgen, in hardhoutstruiken. De grootste mees, die daardoor niet erg karakteristiek is, is de sultanmees. De bekendste is de koolmees, die men overal aantreft waar maar loofbomen staan, omdat hij daarin zijn nestholte zoekt.
Hij gaat gemakkelijk over tot broeden in kunstmatige holten en nestkasten, waardoor men de dichtheid van zijn voorkomen kan vergroten, hetgeen helpt bij de bestrijding van schadelijke insekten. Ze worden heel mak als ze gevoerd worden. De pimpelmees, die na de koolmees het talrijkst is en ook veel op hem lijkt in gedrag en leefwijze, is zeer gevoelig voor koude. In tegenstelling tot deze twee soorten leeft de zwarte-mees bij voorkeur in dennebossen, terwijl we de kuifmees in sparrebos aantreffen. Boomklevers zijn de enige vogels die langs bomen met de kop naar beneden over de schors kunnen klauteren. Ze hebben de eigenaardige gewoonte de ingang van hun nestholte met klei precies op maat voor hun eigen lichaam te metselen.
Ze vallen verder op door luide fluittonen en trillers, met een volume dat men van zo’n kleine vogel niet verwachten zou. Ze peuteren insekten tevoorschijn uit spleten in boom-schors of tussen rotsen. In de winter eten ze ook nog allerlei zaden en noten. Vaak hakken ze hun prooi tevoorschijn onder schors en ze klemmen ook wel hun buit in een spleet om zodoende een voorraad aan te leggen. Een zeldzame vogel, die we in de Alpen vinden, is de muurkruiper of rotskruiper. Hij is onopvallend grijs, maar bij het klimmen opent hij zo nu en dan de prachtig rode vleugels, die ook in de vleermuisachtige vlucht opvallen.