Gepubliceerd op 30-05-2019

Hyena’s

betekenis & definitie

Familie: Hyaenidae Hyena’s (Crocuta, Hyaena, Proteles)

Dat hier de hyena’s na de wilde honden in ruimere zin behandeld worden is op grond van hun lichaamsbouw, want systematisch horen ze in de superfamilie Feloidea thuis.

De hyena-familie omvat slechts drie geslachten met totaal vier soorten, de aardwolf, de gevlekte-hyena, de bruinehyena en de gestreepte-hyena. De eerste drie zijn tot Afrika beperkt, de gestreepte-hyena komt bovendien voor in het zuiden van Azië. Hyena’s zijn historisch gezien oude vormen, die van de civetkatten zijn af te leiden. Het zijn statige roofdieren, die met uitzondering van de aardwolf in grootte slechts door beren en de grote roofkatten worden overtroffen. Gebit en kauwspieren zijn krachtig, en zelfs met beenderen hebben ze geen moeite, hetgeen zeker niet voor alle grote roofdieren geldt. De rug is aflopend, de kop wordt in het verlengde van romp en hals vooruit gedragen.

Alle soorten zijn overwegend nachtelijke rovers. De grootste, de gevlekte-hyena, heeft geen voordelig voortbewegingsmechanisme dat hem een snelle gang of langdurige loop mogelijk maakt. Hij is daardoor slechts in staat achter zwakke en zieke dieren aan te gaan, kan zelfs kinderen en onder omstandigheden volwassen mensen aanvallen. Merkwaardig is, dat er uiterlijk geen verschillen tussen de sexen waar te nemen zijn. Ook dieren van dezelfde sexe voeren vaak schijnparingen uit, en pas als een nakomelingschap resulteert heeft men zekerheid met een paartje te doen te hebben. Dit nakomelingschap ziet er vreemd genoeg uit, de welpen zijn uniform zwartbruin, komen met open oren en ogen en met reeds doorgebroken snijen hoektanden ter wereld.

Gestreepte-hyena’s zijn met de geboorte nog tandeloos en hulpeloze nestblijvers; maar hebben reeds de kleur en streeptekeningen van de ouders. De bruine-hyena is wat groter, wordt ook wel strandwolf genoemd, en leeft overwegend solitair. In afwijking van de genoemde soorten is de aardwolf een klein, zachtaardig dier met een dermate gereduceerd gebit, dat de kiezen nauwelijks door het tandvlees komen. De onderste snijtanden staan, evenals bij zwijnen, bijna horizontaal vooruit en vormen een glijbaan voor de tong, die ongelooflijk snel beweegt. De hoofdvoeding bestaat uit termieten, die ze met de bliksemsnelle tong oplikken. Ook andere insekten laten ze zich goed smaken.

Helaas wordt dit volkomen onschuldige dier voor een belager van schapen en lammeren aangezien en door boeren vervolgd. In werkelijkheid is het een medestander van de boeren door de grasetende termieten te verdelgen.

< >