Gepubliceerd op 30-05-2019

Horzels, vliegen

betekenis & definitie

Families: Oestridae Horzels (Dermatobia, Hypoderma), Gastrophilidae Paardenhorzels (Gastrophilus), Tachinidae Sluipvliegen (Echinomyia), Muscidae Echte vliegen (Glossina, Homalomyia, Musea, Stomoxys), Calliphoridae Vleesvliegen (Calliphora, Lucilia, Sarcophaga), ChloropidaeHalmvliegen (Oscinella), Hippoboscidae Luisvliegen (Lipoptena), Nycteribiidae Vleermuisluisvliegen (Penicillidid)

De wijfjes van de horzels leggen hun eieren op de huid of haren van gastdieren. De jonge larven boren zich in de huid en veroorzaken grote builen, die zich bij de runderbuilenhorzel in het bijzonder in de rughuid van de gastheer bevinden. Later verlaten de volgroeide larven de huid door grote gaten en maken die zo voor de leerbereiding onbruikbaar. Daarentegen gebeurt het afzetten van de eitjes door de paardenhorzel op plaatsen, waar de larven door likken opgenomen kunnen worden. In de maag hangen zij zich met de haken vast en zuigen bloed tot ze rijp zijn. Met de ontlasting worden zij tenslotte weer af gevoerd.

De sluipvliegen zijn daarentegen nuttige dieren. Zij zetten, zoals bv. de egelvlieg, hun eieren op vlinderrupsen af, waarin de larven dan leven en de dikwijls schadelijke gastheer doden.

Kamervliegen en kleine-kamervliegen blijven steeds lastige begeleiders van de mensen. Door hun heen en weer lopen op voedingsmiddelen en vuiligheid kunnen zij erg gauw ziektes overbrengen. Vleesvliegen en gouden-vliegen ontwikkelen zich op vlees maar ook op aas. In tegenstelling tot de kamervliegen steekt de erg op hem lijkende steekvlieg om bloed te zuigen. De gevaarlijkste steekvliegen zijn de tse-tse-vliegen uit Afrika, die de slaapziekte bij de mensen als mede de nagan koorts (zie blz. 21) bij het vee overbrengen en daardoor grote gebieden onbewoonbaar maken. De fritvlieg ontwikkelt zich in de halmen van graanplanten. Een massaal voorkomen kan grote schade aanrichten.

De luisvliegen behoren tot de hoogst ontwikkelde vliegen. Zij leven als parasieten op het lichaam van gewervelde dieren en hebben meestal gedegenereerde vleugels. De maden worden in het lichaam van de moeder door bijzondere klieren tot hun volledige ontwikkeling gevoed en dan „levend“ geboren, waarna ze zich erg snel verpoppen. Meestal hebben zij speciale gastheren zoals de herteluisvlieg, die alleen op herten en reeën voorkomt. De vleermuisluisvlieg leeft op vleermuizen, is vleugelloos en boort zich in de huid van de gastheer. Voor een verdere verspreiding is het direkt contact tussen de gastdieren noodzakelijk.

< >