Familie: Antilocapridae Gaffelantilopen (Antilocapra)
Bij de gaffelantilopen of gaffelbokken heeft het mannetje altijd, het wijfje meestal hoorns. Bij de bokken worden ze ongeveer 30 cm hoog, zijn zijdelings afgeplat en hebben op halve hoogte een korte, naar voren gerichte zijtak, bij zeer grote bokken nog een tweede, naar achteren gerichte. Deze zijtakken kunnen we niet vergelijken met de spruiten van het hertengewei; maar komen overeen met de woekeringen aan de hoorns van steenbokken. Het hoornstelsel van de gaffelbokken onderscheidt zich van dat van alle andere holhoornigen, doordat weliswaar de hoornschede op de beenknop zit, doch dat deze jaarlijks wordt gewisseld. Rond om de korte staart bezitten ze een grote witte „spiegel“, waarmee de dieren bij opwinding signalen kunnen geven, het zgn. „flitsen“, hetgeen we ook kennen van de hinde en reegeit. De bronsttijd valt in november/december.
Bij oudere geiten zijn twee jongen regel. Na de jachtluipaard is de gaffelbok het snelste landzoogdier, hij kan in de sprint 95 km per uur halen.
In tegenstelling met bizon, wapiti en eland, die oorspronkelijk uit Eurazië naar Amerika zijn gekomen, zijn de gaffelbokken zeer oude Amerikaanse dieren. Ze zijn dan ook niet verwant aan enig andere groep van herkauwers en worden daarom in een afzonderlijke familie naast alle andere holhoornige herkauwers geplaatst.
Nog niet zolang geleden waren de gaffelbokken zeer talrijk. Rond 1800 kwamen er vermoedelijk meer dan 40 miljoen dieren in de prairies van Noord-Amerika voor. Door een nutteloze jacht, vaak alleen maar om de sport zoveel mogelijk dieren in zo kort mogelijke tijd neer te schieten, werden de dieren al spoedig met uitsterven bedreigd. Rond 1900, nauwelijks een eeuw later, waren er nog slechts 20.000 dieren overgebleven. Hetzelfde gold ook voor de bizon. Door het inzicht van natuurbeschermers werden deze dieren onder bescherming geplaatst.
Nu zijn er plaatselijk weer grote kudden spiegelantilopen, en worden weer jachtvergunningen uitgegeven. Waar de dieren in een bepaald gebied dan ook zeer talrijk zijn betaald men slechts enkele dollars voor een vergunning in tegenstelling met gebieden waar slechts sprake is van een klein overschot waar de vergunning voor het afschieten van één dier kan oplopen tot enkele honderden dollars.