(Amsterdam 1888 - Amersfoort 1966)
Bezocht de tweede HBS voor jongens in Amsterdam, studeerde aan de Universiteit van Amsterdam scheikunde en promoveerde - na eerder al met deelname aan wetenschappelijk prijsvragen groot succes te hebben gehad - cum laude in 1915. Uit zijn proefschrift bleek dat zijn belangstelling toen lag bij de theoretische en experimentele natuurkunde. Hij werd in Groningen assistent en in 1915 lector in de mathematische fysica en de theoretische mechanica. Sedert 1920 had hij als hoogleraar deze opdracht, sinds 1941 doceerde hij als zodanig de wiskundige technische natuurkunde. Tussen 1911-1930 lag zijn belangstelling bij de statische fysica, van 1930 tot 1940 bij de fysische optica. Dit was de periode waarin hij de fasecontrastmethode ontdekte en het principe van de fasecontrastmicroscoop uitvond.
Na de oorlog werkte hij aan de vervolmaking daarvan en ontving, wat al langer verwacht werd, in 1953 de Nobelprijs. Na 1958 namen zijn krachten door een slopende ziekte af. Hij werd in 1963 in een ziekenhuis in Amersfoort opgenomen, waar hij enige jaren later overleed. Zijn naam is verbonden aan de huisvesting van de Wis- en Natuurkundige faculteit achter het stadsdeel Paddepoel, het Zernike-complex.
Lit.: BWN I, 674-677; H. Brinkman (red.), Frits Zernike, Groninger Nobelprijsdrager 1888-1966 (Groningen en Amsterdam 1988).