Gron.: Wij.
Dubbeldorp in de gemeente De Marne, dat tot 1990 hoofdplaats van de gemeente Leens was. Het ligt aan de Hoornse Vaart die het Hunsingokanaal via de Kromme Raken met het Reitdiep verbindt. De Wehestertocht loopt zuidwaarts bij Warfhuizen in het Warfhuisterloopdiep; ten W. van deze samenvloeiing ligt de Wehesterbrug in de weg naar Warfhuizen. Misschien komt de naam van het oud-Germaanse wih = heiligdom. Den Hoorn is een katholieke enclave in het Groningerland, vergelijkbaar met Kloosterburen; zie Den Hoorn.
Wehe ligt op een wierde, waarop de hervormde kerk uit het tweede kwart van de 13de eeuw staat. Blijkens een gedenksteen in de oorspronkelijke westmuur is in 1653 een toegang in het westen gemaakt. De tegenwoordige vensters zijn 17de-eeuws, mogelijk uit hetzelfde jaar. In 1880 werd de kerk uitwendig gepleisterd. De toren. (1656) is gebouwd naar het voorbeeld van die te Eenrum; de torenbekroning is in 1819 en 1912 vernieuwd. Het torenuurwerk dateert uit de 17de eeuw.
Het interieur bevat na het desastreuze ‘herstel in eigen beheer’ in 1965 nog enkele onderdelen uit de 18de eeuw en het wapen van Tjarda van Starkenborgh, gesneden door Casper Struiwig. Bij de restauratie van 1985-1986 is de preekstoel uit bewaard gebleven panelen gereconstrueerd. Verder zijn er een monument voor Jan van Julsingha (overleden 1857), een plaquette (1986) voor de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, en een grafkelder voor de familie Tjarda van Starkenborgh. Het houten gewelf van de kerk is in 1985 beschilderd door Wout Muller en Matthijs Röling. De familie Van Starkenborgh woonde op Borgweer, ook wel Starkenborgh genoemd. De borg werd in 1823 afgebroken, maar aan het begin van de oprijlaan werd een nieuwe woning, Weerborg, gebouwd; in 1840 al weer gesloopt.
In de 10de-11de eeuw schreef men Weke als UUia en UUie, in Wee, We en Weë.
Schimpnaam voor de inwoners: 't Is schriet van Wijstermaart, betekent; het is allemaal niets waard; Peer(de)koppen.
Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 464-468.