Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Vier wegen, waterschap de

betekenis & definitie

Gelegen in de gemeenten Marum en Grootegast, is opgericht en gereglementeerd in 1919 (Provinciaal blad 1919, 30); het had een vlaktemaat van 1.304 ha, in 1920 uitgebreid tot 1.379 ha. De hoofdtaak van het waterschap was het aanleggen, verbreden, ophogen en verharden van vier wegen: de Kolonieweg, Zethuizerweg, Postdijk, en Trimunterweg, in 1920 aangevuld met de Openderweg en de Zuiderweg in Opende.

Bij besluit van Gedeputeerde Staten is de inwerkingtreding van het bijzonder reglement op 1 juli 1922 bepaald (Provinciaal blad 1922, 48).Een voorlopig bestuur was al in 1917 gevormd. Als secretaris trad op J.A. Visscher, hervormd predikant te Drachten, en secretaris van de vereniging Nederlandsche Landkolonisatie en Inwendige Zending, gevestigd te 's-Gravenhage. Deze vereniging, opgericht in 1909, die later de doelstelling ‘Arbeid op de z.g. arme Friesche, Groninger en Drentsche heide’ in het briefhoofd voerde, was eigenaar van enige heidepercelen ten zuiden van Opende; zij ijverde voor een goede wegverbinding met de omliggende dorpen voor de school en het werkhuis die zij had opgericht. In 1922/23 is met gemeente-, provinciale en rijkssubsidie een begin gemaakt met de wegenaanleg. Ter dekking van de overblijvende kosten sloot het waterschap geldleningen af.

In het bijzonder reglement van 1931 wordt dan ook de betaling van rente en aflossing van de geldleningen als hoofdtaak omschreven. In 1951/52 is als laatste de weg door de Parken verhard. Het waterschap is in 1962 opgeheven.

< >