Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Veenontginning

betekenis & definitie

Het in cultuur brengen van woeste veengronden. Bij deze ontginning valt de nadruk op:

1. De noodzaak tot zorgvuldige regeling van de waterstand en de hieraan verbonden moeilijkheden. Een te hoge waterstand verlaagt de opbrengst en vermindert de draagkracht van het land, waardoor het vee de zode op grasland stuktrapt met sterke onkruidontwikkeling als gevolg. Een te lage waterstand heeft ook opbrengstverlaging tot gevolg en bovendien een gevaarlijke indroging, die tot blijvende achteruitgang van de grond kan leiden. Regeling van de waterstand vereist stuwen in de waterlopen, waar mogelijk in de zomer wateraanvoer, terwijl op diepe venen drainage gewenst is.
2. De gunstige invloed van een zanddek, al of niet vermengd met de bovenlaag van het veen. De verdamping neemt hierdoor af, dus het gevaar voor uitdroging wordt kleiner. De grond wordt bovendien warmer en minder gevoelig voor nachtvorst, terwijl de draagkracht na het bezakken van het zand toeneemt.
3. De slappe structuur van het veen, die noodzaakt tot een speciale uitrusting van de ontginningswerktuigen. Paarden moeten van ’trippen’ worden voorzien, trekkers van zeer brede wielen. Ongelijke inklinking van geëgaliseerd veen of van veen dat voor de eerste keer wordt ontwaterd, maakt na enige jaren na-egalisatie noodzakelijk. In diepe venen bemoeilijkt de geringe draagkracht de ontsluiting; wegenaanleg is kostbaar evenals de bouw van boerderijen.
4. Voedselarme (oligotrofe) venen zijn zuur en vergen een vrij zware bekalking en boven venen behoeven geen bekalking en meestal ook geen stikstofbemesting.
5. Oude veenformaties zijn vaak slecht doorlatend. Worden zij dicht onder de bouwvoor aangetroffen, dan is doorspitten noodzakelijk. Een overzicht van de veengebieden kan aan de hand van het voorkomen en de eigenschappen van de venen als volgt worden gegeven:
a. Onvergraven, hooggelegen, voedselarme venen werden voorheen gebruikt voor de veenbrandcultuur, eigenlijk een vorm van roofbouw met lage opbrengsten aan boekweit.
b. Vergraven, voordien hooggelegen, voedselarme veengronden zijn op de meest succesvolle wijze in de Veenkoloniën in cultuur gebracht. Deze dalgrondontginning dankt haar ontstaan aan een strenge reglementering van de vervening.
c. Onvergraven, laaggelegen venen bieden na ontwatering en zorgvuldige bewerking de gelegenheid tot aanleg van goed tot zeer goed grasland, vooral indien het veen voedselrijk is.
d. Vergraven, laaggelegen venen vormen het restant van de lage vervening. Na bedijken en droogmalen kunnen zij in cultuur worden gebracht.

[Gerding].

< >