(Wierum 1772 - Warfhuizen 1825)
Predikant, hoogleraar landhuishoudkunde en schoolopziener. Uilkens bezocht de Latijnse school te Groningen, studeerde daarna theologie, maar volgde ook de natuurwetenschappelijke richting, waar de fysico-theologische zienswijze van De la Faille diepe indruk op hem maakte. Voor hem bestond er geen tegenstelling tussen geloof en natuurwetenschappen; Gods grootheid zou zich juist in de natuur openbaren. Hij promoveerde in 1795 op een dissertatie over de invloed van de dampkring op het plantenrijk. Hij werd predikant in Lellens (1796-1799) en Eenrum (1799-1815). Vanaf die tijd zette hij zijn natuurkundig onderzoek voort; bijna jaarlijks publiceerde hij een of meer werken.
Op de pastorielanden oefende hij het boerenbedrijf uit en experimenteerde hij met nieuwe landbouwtechnieken; al snel kreeg hij landelijke erkenning als landhuishoudkundige. Toen de landhuishoudkunde een nieuw, zelfstandig vak werd aan de hogeschool, werd hij de eerste hoogleraar in dat vak (1815-1825); hij was gedurende die periode tevens schoolopziener. Van zijn hand verschenen talrijke werken, zoals Natuurkundig schoolboek (1798, bekroond en uitgegeven door het Nut), De volmaaktheden van den Schepper in Zijne schepselen beschouwd (1801-1823), Beschrijving van de merkwaardigste voortbrengselen der natuur (1805-1807, bekroond volksleesboek en uitgegeven door het Nut), Schoolboek over de natuurlijke historie (1807), Technologisch handboek (1809-1819), Schoolboekje over de technologie (1810), Het nut en voordeel der insecten (1816, bekroond en uitgegeven door het Nut) en Handboek van vaderlandsche landhuishoudkunde (1819). Verder was hij lid van vele geleerde genootschappen en publiceerde hij talrijke artikelen in tijdschriften en almanakken. Zijn weduwe liet de uitgebreide bibliotheek, mineralenverzameling en natuurkundige instrumenten veilen; de veiling nam vijf dagen in beslag.
Lit.: IJ. Botke, Jacobus Albertus Uilkens (1772-1825):predikant en hoogleraar in de landhuishoudkunde (Groningen 1984).