Manier van denken en handelen waarbij een relatie wordt gelegd tussen herhaalde tegenslag of onverwachte voorspoed en van de norm afwijkend gedrag. Andere personen, doorgaans buurvrouwen, worden verantwoordelijk gesteld voor ongeluk in de huishouding, onder het vee, of bij de boterbereiding.
Mannen zouden macht en voorspoed aan toverij ontlenen. Om een betovering ongedaan te maken, moet uitgevonden worden wie de dader is; deze dient dan een zegening uit te spreken. Bij de diagnose van een betovering en de identificatie van de toveres kunnen experts behulpzaam zijn (duivelbanners). Verdachten van toverij konden zich juridisch verweren door bewijs van hun betichter te eisen, een verklaring van goed gedrag te leveren, of door vervolging af te kopen. Tegen het midden van de 15de eeuw kreeg de opvatting aanhang dat toverij met behulp van de duivel werd uitgevoerd en dat de beoefenaars verenigd waren in een sekte. Strafprocessen konden plaatsvinden toen het strafrecht het mogelijk maakte personen ambtshalve, slechts op verdenking van toverij op te pakken en aan foltering te onderwerpen.
Dit leidde makkelijk tot machtsmisbruik van lokale gezagsdragers. In Groningen zijn vervolgingen gedocumenteerd voor de periode van 1547 tot 1597, in de Ommelanden en in Westerwolde. Hierbij werden meer dan vijftig doodvonnissen geveld. De eerste processen vonden plaats naar Oost-Fries voorbeeld. In de stad werd, voor zover bekend, nooit iemand wegens toverij verbrand. De hoofdmannenkamer aldaar remde juist vervolgingen op het platteland af door de oude rechtsregels te blijven hanteren.
In de 17de en 18de eeuw werd nog een aantal smaadprocessen gevoerd waarbij de voor tovenaar of toveres uitgemaakte persoon genoegdoening vroeg. Beschuldigingen van toverij bleven voorkomen tot in de 20ste eeuw, evenwel niet steeds overal in gelijke mate. In de stad Groningen tot omstreeks 1870. Uit Volksverhalen en krantenberichten blijkt dat de laatste beschuldigingen werden geuit in de veenstreken van Westerwolde. Op het laatst werden alleen nog verhalen verteld, bijv. over heksen die zich in katten hadden veranderd. [De Blécourt]
Lit.: Huizenga-Onnekes, Heksen; P. Gerbenzon, Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en toveressen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (Amsterdam, Oxford en New York 1985); P. Priester en A. Barske, ‘Vervolging van tovenaars(en) in Groningen, 1547-1597’, Volkskundig Bulletin 12 (1986) 50-75; J. Kampman, ‘Heksen in Westerwolde. Terug naar de bron’, GHJ 1998, 20-32.