Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Ter apel

betekenis & definitie

Gron.: Troapel.

Dorp in de gemeente Vlagtwedde in de uiterste zuidoosthoek van de provincie gelegen in een hoek van 90 graden, gemaakt door het Ter Apelkanaal. Ten W. hiervan liggen de Ter Apelervenen, ten N.W. de Ter Apelerstukken en ten N. de veenkolonie Ter Apelkanaal. Vanuit Sellingen loopt de Ter Apelerstraat naar de plaats en in het Ruiten-Aakanaal ten O. van Ter Apel ligt de Ter Apelersluis. Tussen kanaal en dorp slingert de Ruiten-Aa zich noordwaarts.

Het ontstaan van het dorp ter Apel hangt nauw samen met het klooster dat hier in 1465 verrees. De kruisherenpriorij Domus novae lucis werd gesticht op een stuk verwaarloosd grond dat de priester Jacob Wilting in 1458 kocht van het premonstratenzerklooster Schildwolde en in 1464 schonk aan de prior-generaal van de kruisheren, op voorwaarde dat daar een klooster van deze orde tot stand zou komen. Op het moment van de schenking werd al gebouwd. Moederklooster was Bentlage bij Rheine (gesticht 1437). Het klooster lag in de parochie Sellingen, waaruit het geëximeerd werd (1466). Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog vluchtten de bewoners waarschijnlijk naar Bentlage.

Het stadshuis bevond zich aan de Vismarkt ZZ, een geschenk van Heile ter Bruggen. De priorij behoorde eerst tot het bisdom Osnabrück, later tot het bisdom Groningen. Klooster en landerijen kwamen in 1619 in handen van de stad Groningen. Het kloosterdorp was omgeven door bos en gelegen tussen twee rivieren: de Ruiten Aa en de Runde. De bebouwing lag verspreid bij het klooster, langs de weg naar Ter Haar en langs de weg richting de Maten. In de tweede helft van de 19de eeuw breidde Ter Apel zich uit met veenkoloniale lintbebouwing, nadat het door de stad Groningen aangelegde Stadskanaal in 1858 ter Apel bereikte. Het dorp kreeg een uitgesproken veenkoloniaal karakter.

Het kloostercomplex is in hoofdzaak bewaard gebleven, met aan de zuidzijde een eenbeukige kerk met driezijdig gesloten koor en aan de oost- en noordzijde kloostervleugels rondom een pandhof. Met de bouw van de kerk is in 1464 begonnen: na een brand werd zij in 1473 opnieuw gewijd. In de loop van de 16de eeuw werden de kloostervleugels gebouwd. In 1755 volgde afbraak van de westelijke vleugel; de verdieping van de overgebleven vleugels is in 1834 verwijderd. Klooster en kerk zijn in 1931-1933 gerestaureerd. De kerk wordt door een weelderig doxaal van Baumberger steen uit het begin van de 16de eeuw in een lekenkerk en een priesterkerk verdeeld.

In het koor o.a. een driedelige zitplaats voor priester, diaken en subdiaken, een gebeeldhouwd sacramentshuisje en een piscina; koorbanken met misericordes voorzien van gebeeldhouwde mannenkoppen: grafzerken van priors. In de als hervormde kerk dienende lekenkerk een preekstoel (1711) van A. Verburgh en een orgel (1908) van de gebr. Van Oeckelen. De noordvleugel van het klooster wordt gesierd door een erker met laat-gotische en vroeg-renaissancistische motieven, gedateerd 1554. Delen van de plafonds in de kloostervertrekken zijn nog uit de bouwtijd. In het klooster is een museum voor religieuze geschiedenis en kerkelijke kunst gevestigd.

De katholieke kerk, gewijd aan St.-Willibrordus, is een driebeukige neogotische hallenkerk zonder toren. Koor en twee traveeën van het schip uit 1880-1881, naar ontwerp van A. Tepe; in 1923-1924 door W. te Riele in westelijke richting uitgebreid. De kerk bezit een hoofdaltaar uit 1888; gebrandschilderde ramen in het koor van H. Geuer en G. van Straaten; die in het schip afkomstig uit de afgebroken St.-Martinuskerk in Groningen.

Hotel Boschhuis is in de 18de eeuw als commandeurshuis gesticht; later in gebruik als rentmeestershuis; sinds 1898 hotel-restaurant. De Israëlitische ’'begraafplaats aan de Schotslaan is in 1886 in het bos bij het klooster aangelegd.

Vermeldenswaard is verder het ago dorp, een tuindorp 1915-1920 gebouwd voor werknemers en directeuren van de gelijknamige fabriek. In de omgeving van Ter Apel, het Meebos, Roelagerbos, Tempelbos, Vossenberg en Middelbroek. In alle bossen treft men zeldzame planten aan als steenbraam, zevenster en handekenskruid.

In de 15de-17de eeuw apell, de stede Apel, tho Apell, ther Aepell, tot Apell, Draepel en Drapel, steeds een samenstelling van A - waterloop en pol = poel, of hoogte.

Lit.: H. Drenth, De akker is de wereld. De Kruisheren van Ter Apel en de strijd om het bestaan (Ter Apel 1992); W.H. van der Ploeg, Van Klooster en Karspel, van Ter Apel tot Sellingen (Ter Apel en Sellingen 1981); A.T. Schuitema Meijer, Het klooster Ter Apel (Groningen 1966).

< >